We zeiden het al eerder: de diverse bijbeluitleggers leggen allemaal hun eigen accenten.
Soms spreken ze elkaar ook lijnrecht tegen.
Omdat ik zelf altijd alles wat ik maar te pakken kan krijgen over een onderwerp wil lezen, ga ik er nu
maar even van uit dat anderen dat ook willen.
Daarom komt u soms - over dezelfde teksten - twee of driemaal een andere uitleg tegen.

Ditmaal luisteren we naar wat dr. J.H. Bavinck over de Twee Getuigen in Openbaring 11 schreef in zijn
boek: "En voort wentelen de eeuwen".

"Het is van meet af aan duidelijk dat hun verschijning een tweeledig doel heeft.
In de eerste plaats staan ze daar om de beangste gemeente van Christus opnieuw te bezielen.
De gelovigen in die dagen van verwarring zullen meermalen zelf niet meer weten wat ze doen en wat
ze zeggen moeten.
Ze zullen zich ingezonken gevoelen en mat en moedeloos.
Die twee getuigen zullen midden in de Kerk staan en het neergebogen hart opbeuren.
Ferm en kloek zal hun woord klinken binnen de kerkmuren.
Ze zullen afweren alle neiging om tot een gemakkelijk vergelijk te komen met de geest der eeuw.
Ze zullen alle dwaling, die in wezen niets anders is dan een laffe concessie aan het ongeloof,
manmoedig te lijf gaan.
Ze zullen ook alle beuzeligheid en alledaagsheid en kleinheid en grauwheid met striemende kracht
weerstaan.
Ze zullen zonder enige aarzeling wijzen op de alles overwinnende kracht van God en ze zullen de Kerk
weer leren om op Hem te vertrouwen, ook als de wereld pikdonker begint te worden.
Door hun woord zal die berooide en weggevluchte Kerk weer nieuwe moed vatten.
Er zal een machtig toenemen zijn van gebed en van levende geloofsopenbaring.
Er zal weer iets gaan glinsteren in de gemeente van Christus, er zal weer iets gaan gloeien van de
heilige blijdschap in God, iets van de volkomen bereidheid om zich aan God over te geven.
Het zal een tijd zijn, waarin tot in de verste hoeken van de Kerk weer gehoord zal worden de
vreugdevolle boodschap dat Christus is opgestaan en dat Hij leeft en dat Hij komen zal tot eeuwige
verlossing van de Zijnen.
Er zal ook weer gemeenschap zijn met elkaar, gemeenschap der heiligen.
De eenzamen en verslagenen zullen een nieuw vaderland vinden in de Kerk, in het volk van God, en in
die gemeenschap zal een ieder zich omsloten weten als met een onverbreekbare band.

Maar tegelijk zullen deze twee getuigen hun stem verheffen in de wereld.
Het is niet meer een tijd van zending-drijven.
Dat is dan voorbij.
Het evangelie heeft zijn loop volbracht over de wereld.
Het is een tijd van afval, van chaos, ontwrichting.
Midden in dat radeloze, ontredderde geslacht zullen deze twee mannen staan in de naam van God.
Ze zullen de gehele gemeente van Christus achter zich weten en beseffen, dat ze gedragen worden
door de gebeden der heiligen.
Onverschrokken zullen ze de verbitterden, de van alle houvast losgeslagenen terugroepen tot God.
Hun stem zal gehoord worden over de gehele wereld.
De radio zal hun woorden overbrengen naar de verste werelddelen, hun boeken zullen gelezen
worden in de meest afgelegen oorden.
Die twee getuigen zullen oprijzen midden in de waanzin van die ten onder gaande wereld.
Millioenen zullen naar hen luisteren, soms ook verlangend hun handen naar hen uitstrekken.
Zijn zij het, die een nieuwe boodschap hebben voor een wereld die sterft aan onzekerheid en
verwarring?
Hoog zullen ze opheffen dat oude woord, dat Jezus Christus alleen de Heer is en dat alleen in de
terugkeer tot Hem behoudenis is.
En als zij het zeggen, dan zal dat woord klinken als iets nieuws, iets actueels, iets dat ingaat op heel de
problematiek van de dan levende generatie.
Niets mufs, niets dors, niets afgesletens is er in hun optreden, elk woord dat ze zeggen sprankelt van
ernst en is geladen met ongekende kracht.
Zelfs de meest verstokte ongelovige zal beseffen dat hier mannen staan die iets te zeggen hebben en
dat wát ze zeggen meer is dan een oudwijfs gebeuzel, dat het bruisende werkelijkheid is.
Zal dat betekenen, dat er een algemene omkeer komen zal?
Zal men deze mannen volgen?
Er kunnen momenten komen, waarop het schijnen zal alsof dit werkelijk zal gebeuren.
Vooral wanneer sommigen in hun blinde haat zullen trachten hen te vernietigen, en wanneer dan
blijken zal dat deze mannen niet te vernietigen zijn, omdat ze staan in de mogendheid des Heeren.
Ook in de Kerk zullen er in die dagen wel zijn, die verwachten dat een nieuwe tijd begint aan te
breken.
Het is alsof even enkele rode strepen aan de donkere lucht de dageraad van een nieuwe dag
aankondigen.
Die twee getuigen staan daar zo rotsvast midden in al het onzekere en verwarde geslinger van de
mensen van die dagen.
Geen kronen dragen ze, maar elk van hun woorden is vol majesteit.
En toch zal hun optreden niet een algemene bekering wekken.
Toch zal men hen niet werkelijk aanvaarden als gezanten Gods.
Daarvoor is hun boodschap te ouderwets, te strijdig met de heimelijkste gedachten van de mens.
Ze zeggen immers hetzelfde wat al eeuwenlang gezegd is en wat al lang als onbruikbaar is afgewezen!
Ze komen immers met de afgezaagde prediking van het evangelie dat al sinds eeuwen gebleken is niet
bij machte te zijn de moderne mens te boeien!
Ze kunnen dan fier en sterk lijken, deze twee getuigen, maar ze zijn uit de tijd, ze behoren tot vroegere
eeuwen.
Hun woorden mogen dan geladen zijn met kracht, maar dat wat ze zeggen heeft men al zo vaak
gehoord.
Neen, men mag dan al een ogenblik gretig naar hen luisteren en zich laten imponeren door de heilige
ernst die van hen uitstraalt, maar men wil onder geen beding hun discipelen worden.
Talloze handen die zich eerst begerig naar hen hebben uitgestrekt, trekken zich langzamerhand weer
terug.
Talloze oren die eerst zo hunkerend naar hun woorden geluisterd hebben, wenden zich af.
Wat moeten wij in een wereld met wolkenkrabbers en atoomenergie, met straaljagers en televisie, wat
moeten wij doen met het verhaaltje, dat een zekere Jezus duizenden jaren geleden gekruisigd is?
Het is immers al te dwaas, aan te nemen dat dat nog iets voor ons zou kunnen betekenen!
Neen, deze mannen lijken in hun optreden moderne mensen, mensen die met beide benen op de
grond staan, maar tenslotte zijn ze toch dromers, fantasten, die met middeleeuwse sprookjes komen
aandragen.
En de wereld gonst en raast voort en de jaren wentelen voort, en de verwildering gaat voort, en de
wanhoop neemt toe.
Het is alsof de mensheid nog eenmaal - en dat voor de laatste maal - rakelings langs Golgotha gaat en
het kruis niet kan zien, waarin de enige mogelijkheid tot redding besloten ligt.
Deze twee getuigen, de dragers van de laatste vermaning van Godswege, zullen tenslotte ten onder
gaan, zoals al zovele profeten en apostelen zijn omgekomen.
Maar dat zal nog niet geschieden in de dagen van de algemene ontreddering en verwarring, dat zal
eerst plaatsvinden nadat uit al die chaotische bewegingen een nieuw rijk zal zijn opgerezen, een rijk
van strenge dictatuur en forse aanpak.
Dat rijk moest ook eigenlijk wel komen.
Die wanhoopsstemmingen en ongebreidelde uitbarstingen, dat bendeleven in die volslagen
verwildering, konden niet beklijven.
Er moest op den duur wel een nieuw rijk opstaan, dat met gespierde hand aan al dat gevrijbuiter een
einde maakt.
Er moest wel een nieuw gezag zich opwerpen, een gezag dat niet met zich spotten laat en dat er niet
voor terugdeinst om geweld tegenover geweld te stellen.
De wereld was rijp voor tirannie, ze was moe geworden van de vrijheid, omdat ze datgene wat vrijheid
tot vrijheid stempelt, namelijk sterke, innerlijke gebondenheid aan den goddelijke normen, niet meer
kende.
Het woord vrijheid was een scheldwoord geworden, het was synoniem met ordeloosheid, willekeur,
onbeteugelde uitleving van dierlijke hartstochten.
Zulk een wereld heeft maar één mogelijkheid meer, en dat is metterdaad de tirannie.
De tirannie wordt dan eerst gevoeld als een weldaad, als een onmetelijke zegen.
Eindelijk heeft de waanzin een einde gevonden, eindelijk is er weer één die zegt hoe het moet en die
zijn woord ook waar kan maken.
Dat is dat nieuwe rijk dat uit deze periode van verwarring geboren zal worden.

En in de dagen van dat nieuwe rijk zullen de twee getuigen roemloos te gronde gaan.
Neen, roemloos mogen we niet zeggen.
Zelfs in hun dood zullen ze dragers zijn van goddelijke majesteit.
Zij zullen ten aanschouwen van hun vijanden uit de dood oprijzen en opgenomen worden ten hemel.
Ik weet niet of er filmoperateurs zullen zijn, die dat wonderlijke gebeuren op de film zullen vastleggen.
Ongetwijfeld zal het even op alle frontpagina's van de kranten in de gehele wereld met grote koppen
vermeld staan als het meest schokkende nieuws van het ogenblik.
Maar de censuur zal spoedig genoeg verbieden er een woord verder aan te verspillen en de films
zullen nergens vertoond worden.
Met krachtige hand zal de overheid alle napraten erover onderdrukken.
Die twee getuigen zijn nu voorbij.
Het waren handige goochelaars, maar hun tijd is nu uit.
Nu moeten we vooruit kijken.
Niet luisteren naar het geleuter van die ouderwetse predikers, maar nu met volle zeilen de nieuwe
toekomst tegemoet.
Zo zal dat nieuwe rijk zich doen gelden op elk gebied.
We zullen over dat nieuwe rijk, dat zo breed wordt uitgemeten in het boek der Openbaring, straks nog
afzonderlijk moeten handelen.
Hier gaat het ons er alleen om, hoe langzamerhand de wereld nadert tot dat ontzaglijk ogenblik, dat
wij de voleinding noemen.
Eerst die gang van het witte paard.
Dan de oorlogen en wat daaruit voortvloeit.
Daarna de vervolging en dan de aardbeving en andere rampen.
Ook het leven van de Kerk speelt er een rol in, haar omgangsleven met God, haar getuigenis naar
buiten, haar gebed om bevrijding.
Het is dat gebed dat de laatste dingen zal ontketenen.
Nieuwe rampen zullen zich uitstorten over de wereld, rampen die nameloos veel leed na zich slepen,
en die uitlokken de scherpe reactie van verbeten onwil en haat tegen God en tegen alle gezag.
Demonische machten zullen zich op de mensheid werpen, radeloosheid en wanhoop zullen de laatste
restjes van normbesef wegbreken, chaos en waanzin zullen de scepter voeren.
In die dagen, wanneer de hand van allen is tegen allen, de dagen van de massale ontreddering, zullen
de twee getuigen opstaan als Gods laatste appèl.
Zo ongeveer moeten wij, naar ik meen, lezen de sombere reeks van taferelen, die Johannes ons hier
voor ogen stelt.
Er is voortgang in, stuwing in, maar ook vertraging.
Het is alsof er telkens weer een macht is, die maakt dat het grote, het onvermijdelijke en tegelijk zo
vurig begeerde, nog niet komen kan.
Er zijn remmingen.
De zegels worden wel één voor één verbroken, maar er zijn krachten aan het werk die het gehele
proces afremmen.
Enkele van die krachten hebben wij reeds opgespoord: de Kerk heeft haar missionaire roeping te
weinig volbracht en ze is te weinig een biddende Kerk gebleken.
Maar behalve deze schuld der Kerk is er nog een andere factor die vertraagt, en die nu langzamerhand
zichtbaar begint te worden.
De voleinding kan eerst komen, wanneer de wereld eerst in de meest radicale zin wéreld… opstandige,
goddeloze, ontredderde en verwilderde wereld geworden is.
De zonde moet openbaar worden te zijn wat ze in diepste wezen altijd geweest is en is.
Alle dingen moeten worden wat ze zijn.
Dat is een van de beheersende motieven van dit merkwaardig Bijbelboek, een motief dat eerst aan het
einde volstrekt onverbloemd gezegd wordt:
"wie onrecht doet… hij doe nog meer onrecht;
wie vuil is, hij worde nog vuiler;
wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid;
wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd." ( 22:11).
Er hangt over deze wereld de nevel van de onwaarachtigheid, alle dingen schijnen anders te zijn, dan
ze zijn.
De duivel vermomt zich als een engel des lichts, de kinderen Gods zijn menigmaal in hun gehele
levensopenbaring tot een aanfluiting.
Het is alles onklaar, onwerkelijk, ondoorschijnend.
Uit die zondige mensheid, die in diepste wezen rebellie gepleegd heeft tegen haar Schepper en
Koning, komen nog allerlei uitingen omhoog die het wezenlijk karakter der zonde omhullen.
Onder de mokerslagen die beuken zullen op deze gecamoufleerde wereld zal de mens mens worden in
de gruwelijke zin des woords.
Mens, dat is opstandeling, gebondene ,vertwijfelde, onbekeerlijke.
Wereldgeschiedenis is eigenlijk niet dat er iets geschiedt, het is alleen dat door al de gebeurtenissen
heen, door de toename van wetenschap en cultuur heen, dat door dat alles heen alles uiteindelijk
wordt wat het altijd geweest is.
Daarom kan het Rijk van de Zoon des Mensen eerst komen nadat eerst het rijk van het beest heel de
wereld in zijn klemmende handen gehad heeft".

Tot zover H. Bavinck.


O, Christus, wees geprezen!
Gij hebt ons vrijgemaakt
om nooit meer slaaf te wezen,
weerloos en zwak en naakt.
Gij hebt ons uitverkoren
om, aan Uzelf gelijk,
als konngen herboren
te heersen in Uw Rijk.
Dat wordt nog niet geweten,
dat is sinds lang vergeten,
dat houdt voor ons verborgen
de Mensenmoordenaar;
maar eenmaal, op Uw morgen,
dan wordt het openbaar.

Gij, enige bevrijde,
Die, toen Gij werd verzocht,
Uw ziel en zaligheid aan
de duivel niet verkocht,-
Gij hebt hem wedersproken,
Gij hebt Gods Woord volbracht,
en zo hebt Gij verbroken
de bankring van zijn macht.
Nu zijn in Uw nabijheid,
o Christus,wij de vrijheid,
de vrijheid van Gods kind'ren,
het leven ingegaan,
geen macht kan meer verhind'ren,
dat wij voor God bestaan.

Geef dat wij als bevrijden
nu zonder vrees of blaam
met deze vijand strijden,
O Christus, in uw Naam,
ontmaskerend de machten
waarin hij zich vermomt,
terwille van wie smachten
of niet de vrijheid komt.
Laat al wie zijn gebonden,
vervolgd, verdrukt, geschonden
bij ons zich veilig weten.
Maak ons aan U gelijk,
Christus, naar Wie wij heten,-
voorboden van Uw Rijk.

Lied 485 uit het Nieuwe Liedboek voor de Kerken.

De 2 getuigen